Paddenstoelen
De eerste herinnering die ik aan paddenstoelen heb dateert uit 1955. Ik zat in de eerste klas van de lagere school en ergens in oktober kregen we vrijdag de opdracht mee om in het weekend een herfststuk te maken. De familie Mol toog naar het Kralingse Bos, en kwam terug met een schoenendoos vol paddenstoelen. Ik was 1 van de weinigen die er werk van gemaakt had, en binnen 5 minuten werd mijn herfststuk me uit m’n handen geslagen. Einde herinnering, geen begin van de fascinatie.
Die fascinatie kwam echt tot leven rond 1970. We gingen elk najaar naar Texel, en daar kreeg ik oog voor de wonderlijke schoonheid van de paddenstoel. De soorten (alleen in Nederland leven er meer dan 4000 verschillende) en vormen rijkdom vond ik verbluffend, en met name de kleurschakeringen trokken m’n oog. Hoe sommige soorten hun uiterste best doen om in hun bruine omgeving op te vallen met allerlei primaire kleuren. Terwijl andere juist hun best deden helemaal in die omgeving te verdwijnen. Ik kocht een gids en een spiegeltje, en ging om de haverklap op m’n knieën om te achterhalen met welke soort ik te maken had. Zo langzaam maar zeker kennis opbouwend over deze buitengewone aardbewoners. Dat was door al die verschillen overigens lastige kost, de meeste soorten laten zich uiteindelijk alleen maar microscopisch determineren. Ik ben toen zelfs lid geworden van de Nederlandse Mycologische Vereniging. Dat was overigens vooral frustrerend, op pad gaan met van die mannen die 3 keer zoveel zagen als ikzelf, en dan ook nog direct de naam wisten. Dat laatste is echt een ding bij paddenstoelen zoeken: Determineren! Zeer tijdrovend en moeilijk. Dus vind ik het tegenwoordig vaak leuker om minutieus te kijken, en te ontdekken hoeveel (soms piepkleine ) soorten er op een m2, of op een veldje groeien.
Eetbare paddenstoelen
Zomer 1972 kwam de schoonheid van paddenstoelen in een ander daglicht te staan. Ik was badmeester op Texel, en liep daar een vriendinnetje op, Annette. Op een avond werd ik uitgenodigd om te komen eten. Haar moeder had een extra gevulde zomerse bruine bonensoep gemaakt. (ik wist niet dat die bestond) Extra gevuld was ie met weidechampignons, die ze in het wild geplukt had. In het wild? Er ging een wereld voor me open toen ze me de volgende dag het afgekloven paardenweitje liet zien waar die dingen inderdaad stonden. Het eten voor het oprapen, hoe leuk en spannend was dat.
Najaar 1974, ik was gelegerd in Zuid Laren op een kazerne met een enorm grasveld erachter. Ik kwam daar zelden, tot op een goede ochtend ergens in oktober. Dat hele grasveld bezaaid met honderden paddenstoelen, groeiend in grote cirkels. Dat moesten weide champignons zijn. Ik nam er een paar mee naar huis: geen twijfel mogelijk. Maandag terug op de kazerne een laatste check, en toen een maaltje geplukt.
Dit moest een omelet aux champignons à la kazerne worden, ik stond immers op goede voet met 1 van de hofmeesters. Nou nee, die had het maar over risico’s , en wie die zou dragen (als er met mij iets zou gebeuren dus). Na wat aandringen ging hij het de kok vragen. Die was akkoord, als maar niemand aangesproken zou worden, hij vooral niet. 10 minuten later kwam de hofmeester met veel ophef met het omelet de mess binnen. Hij maakte er een heel (vrolijk) ding van zodat iedereen het meekreeg, en afscheid van me nam: Grote kans dat ik met hevige krampen en braken ter plekke de pijp uit zou gaan. Iedereen gespannen kijken…Niks aan de hand natuurlijk, wel een verhaal…
Een sprong in de tijd, we praten 1992. Ik werk bij de Jaarbeurs, het is vrijdagmiddag. Ik loop het gebouw uit, en ik zie in een ooghoek een jonge reuzenbovist in de middenberm staan. Midden in Utrecht dus.. Die bovisten zijn in die staat goed eetbaar, dus ik neem hem mee, ik ga eten bij Godelieve. Die verwerkt plakken van die bovist in een salade, die ze met veel plezier opdient, het ziet er smakelijk uit. Tot het moment dat we willen gaan eten, en we zien dat die bovist vergeven is van de maden, die allemaal verstoord zijn, en proberen een goed heen komen te zoeken… Ieekkkk, consternatie, en salades in de vuilnisbak.
Najaar 1995, ik had inmiddels plezier in het vinden van eetbare paddenstoelen in de stedelijke omgeving, en ging af en toe op jacht in het Amstelpark. Met veel geluk die middag, ik kwam met 4 eetbare soorten thuis, waaronder opnieuw een bovist, een nevelzwam en een paarse Schijnridder. Allemaal eetbaar tot lekker volgens de boekjes. Terwijl ik de soep stond te brouwen belde m’n eter van die avond af. Jammer, maar geen probleem, die soep ging ik sowieso eten. Zo’n half uur na het naar binnen lepelen werd ik plots heel licht in m’n hoofd. Even later begonnen er hittegolven door me heen te slaan, hevige opvliegers, in steeds sneller tempo. Hier klopte iets niet….. Ik haalde al m’n paddenstoelen gidsen uit de kast (daarvan had ik er inmiddels ook heel wat) Na veel zoeken vond ik in een Engels boek de opmerking dat de Nevelzwam in geval voor deze vervelende bijverschijnselen kan zorgen. Ik was er zelf rustig onder gebleven, maar wel blij dat m’n gast had afgebeld. Hoe had ik in vredesnaam de paniek kunnen beteugelen….
Dit voorval heeft me nooit geremd om open te staan voor het wildplukken. Of ik ging boleten zoeken, of ik reed tegen een groepje anijschampignons aan (officieel door een deskundige laten determineren, al die champignons lijken op elkaar) in een middenberm in Amstelveen. Ze drogen was dan het devies, om er dan later een soep van te maken. Dat is inmiddels wel een tijdje geleden. De laatste keer was 2019. Bij mij om de hoek was een nieuw parkje aangelegd, en wie schetst mijn verbazing toen ik in 1 van de perken onder een hazelaar champignons ontdekte. Die waren een harde noot om te kraken, maar na uren studie wist ik zeker dat het hier om de akkerchampignon ging. En laten we nou net een kleine week later een werkdag hebben…. Champignonsoep uit eigen park, hoe leuk is dat… Wel eerst even voor de zekerheid zelf geproefd samen met een onverschrokken vriendin, die in mij gelooft…
Verzameling
Zomer 1979 kreeg m’n interesse een bijzondere impuls. Ik was in dienst getreden bij AHOLD, en moest ter kennismaking alle werkmaatschappijen af. Tot en met Ter Huurne, een vreemde eend in de Aholdbijt, met slecht 1 vestiging ergens in het oosten van het land. Tijdens de rondleiding viel m’n oog op een setje van 6 koffiekopjes met een paddenstoel afbeelding. Dat was nog eens leuk! Kopen was niet nodig, ik kreeg ze cadeau. Zij werden de aanzet tot een heuse paddenstoelencollectie, vele met een verhaal. Vriendin Mieke liet een houtsnijwerk maken in Indonesië, en gebruikte die en passant om er briefpapier van te maken. Vriend Fred nam een zilveren gesp mee uit Mexico, en ook de meer gewone paddenstoelen van glas, steen, plastic kreeg ik cadeau, naast bijv handdoeken met opdruk. Zelf ontwikkelde ik een oog om overal paddenstoelen te zien, en dan te kopen als ze in het oog van de meester een waardevolle aanvulling vormden. Dat betrof dan vaak enigszins afwijkende, vaak ook kitscherige exemplaren. Ik vond het ook een sport om bijzondere exemplaren in bezit te krijgen door ze te ruilen. Zo kreeg ik een bejaard speldenkussen uit een damesconfectiewinkel te pakken door het te ruilen tegen een taart, een zwemband tegen een paar ijsjes etc. Net als elke verzamelaar heb ik ook een exemplaar niet gekocht, waarop ik tot op de dag van vandaag spijt van heb. Dat was 1982 in Boston, en betrof een soepterrine ter grootte van een basketbal, in de vorm van een eekhoorntjesbrood. Ze wilden 190 $$ voor dat ding hebben, en dat ging me (toen) te ver. Gaandeweg ontstond er een imposante verzameling, waarvoor ik zelfs een speciale kast gebouwd had. De verzameling viel overigens niet bij iedereen in de smaak: Mijn echtgenote bijvoorbeeld sprak consequent over de ‘Walgkast”. De verzameling kwam overigens onverwachts aan een gruwelijk einde. Ik was in 1991 ‘uitgetrokken’, en werd op kwaad moment ergens in 1992 door dezelfde echtgenote gebeld. Die had in een vlaag van razernij en wrok de hele kast ondersteboven gekieperd. Ik weet nog dat ik de volgende dag tot dik boven mijn enkels in de vernielde paddenstoelen stond. En daarmee werd een ban verbroken, de lol was er af, het verzamelen was voorbij. Dat drong maar langzaam door tot m’n inner circle, zelfs tot op de dag van vandaag denken sommigen nog aan mij als ze een ‘sier’ paddenstoel zien.
Professor Paddenstoel
Helemaal waren ze daarmee niet uit mijn leven verdwenen natuurlijk. Er waren een stel pronkstukken die aan de vernietiging ontsnapt waren. Bijvoorbeeld een kermis draaimolentje (in de vorm van) met ronddraaiende kabouters, een rood jackje met opdruk (op maat gemaakt door dezelfde ex, ik heb en draag het nog steeds), en een pendule met 6 Eekhoorntjebroodsachtige paddenstoelen. Die pendule kreeg plots bijzondere betekenis in 1995. Ik kreeg toen van een Deense vriendin een kleine blauwe saffier cadeau als waardering voor mijn kwaliteit ‘Loving Intuition’. Dat vond ik zo lovend, daar moest ik iets mee, die steen kon ik niet in een doosje laten verpieteren. Maar wat en hoe? Uiteindelijk verzon ik hem in een ring te laten zetten. Bij het verlaten van de winkel had ik echter al twijfel (echt tè protserig) , de volgende ochtend was ik nog net op tijd om de opdracht tegen te houden. Opnieuw zoeken naar het ‘wat dan’….
Een paar weken later viel m’n oog op die pendule. Plots bedacht ik dat de steen precies in de buik van dat Eekhoorntjesbrood zou passen. Met zo’n figuurtje naar de kopieshop, verkleinen, verkleinen, nog verder verkleinen, en… Bingo. De laatste, en ‘ever lasting” toevoeging aan de verzameling, het gouden bedeltje dat ik nog steeds om m’n hals draag. (in de vorm van een paddenstoel dus)
Maar het allerpronkste der pronkstukken was een houten, rond, bistroachtig tafeltje, met een bijpassend krukje, allebei rood met witte stippen. Dat had vriendin Ineke speciaal voor me laten maken. Ik at er regelmatig aan, en heb het jarenlang meegesleept. Ook naar Amersfoort, woonplaats van vriend Wim. Die vroeg me najaar 1995 of ik niet een voordracht over paddenstoelen wilde houden, voor zijn kinderen met hun vriendjes…. M’n kennis was me vooruitgesneld, en daar zat ik dan op een zaterdagmiddag, in m’n rode jackje, achter m’n tafeltje, tegenover een stuk of 10 kinderen van tussen de 5 en de 10. Ik weet niet meer hoe ik me daar uit gered heb, maar het leverde me wel m’n meest spectaculaire geuzennaam op: Professor Paddenstoel (quote van 1 van de aanwezige vaders)
Magic Mushrooms
Paddenstoelen zijn en blijven magisch… Denk daarbij los van bovenstaande aan de docu “Fantastic Fungi” van Paul Stamets. Daarin brengt hij de magische, mysterieuze en medicinale aspecten van de wereld van schimmels en paddenstoelen in beeld, alsmede hun vermogen om bij te dragen aan het herstel van het leven op aarde. Die hebben een link naar de Natuur Inclusieve Landbouw.
En dan hebben we tot slot nog de paddenstoelen die voor magie in onze belevings wereld en bewustzijn zorgen: De psychedelische paddenstoelen van het ras Psilocybe. Die hebben een link naar mijn bezigheden als Tripsitter
