Vis / Vissen / Visserij
We spreken 12 mei 2025, ik sta op het strand in Wijk, aan het einde van een vismiddag. Omgeven door zon, zee, wind en zand voel ik me visserman. Ik gloei, ben doodop, heb mezelf uit elkaar getrokken, maar helemaal in m’n element, en ervaar een euforisch geluksmoment. Dat moment is een aanzet voor een terugblik op m’n fascinatie voor vis, vissen en visserij.
Vis
Qua vis eten ben ik niet onder een goed gesternte geboren. Mijn ouders waren niet van vis, mijn moeder vooral niet vanwege de stank bij het bereiden vermoed ik zo. Ook na lang peinzen kan ik me niet herinneren wanneer ik voor het eerst m’n tanden in een vis heb gezet. Wel weet ik dat ik als 8-9 jarige al wel dol was op haring, Hollandse Nieuwe wel te verstaan, ook toen al geen groter genoegen. Hoe ik dat ontdekt heb….? Vis eten deden we bij mijn grootmoeder. Eens in de zoveel tijd kocht die een schelvis van formaat, stoomde hem, en diende hem op met een gekookt aardappeltje, en een heuse botersaus niet te vergeten. (het smakje dat ze maakte tijdens het proeven kan ik nog nadoen.) Als ik eenmaal zelfstandig woon wordt vis een trouwe metgezel op m’n menu. Maar ik heb ook een fascinatie voor de vis. Ik kan niet over een markt lopen zonder een bezoek aan een (verse) viskraam. Om dan telkens opnieuw de tongen, schollen en tarbotten (met name die!) te bewonderen, en ook het assortiment uit te kammen qua bijzondere soorten, zoals de Grote Pieterman of geep. Geen idee waar ik deze fascinatie heb opgelopen. Waarschijnlijk door m’n visreizen, waardoor ik de grote verscheidenheid letterlijk door m’n handen heb zien gaan, en van elke soort ook exemplaren van ‘monstrueuze’ omvang heb gezien.
Vissen 1
Dat ik ooit ben gaan vissen kwam doordat mijn ouders vrienden hadden met een woonark op de Westeinder. Eerst gingen we gezamenlijk met hen op vakantie, later, zo vanaf m’n 12e, mocht ik af en toe in de zomer in Aalsmeer komen logeren. Vissen was en werd een belangrijk tijdverdrijf, geïnspireerd door ‘oom’ Jan, in die zin dat hij viste, niet door zijn manier van vissen. Hij zat altijd in een luie stoel op het balkon van die boot, uren te dromen, vrijwel altijd te laat voor de aanbeet. Toen ik de smaak een beetje te pakken had, werd het een sport om zo veel mogelijk te vangen. En dus zwierf ik over de aanlegsteigers… als ze hier niet bijten dan daar misschien wel. Ik weet nog dat ik er op een dag rond de 35 ving…. Vissen deed ik vrijwel uitsluitend in Aalsmeer, thuis in de Schie was andere koek, daar moest je een serieuze uitrusting hebben, en daarvoor was ik niet gedreven genoeg. Dan, ergens begin jaren ’70 was ik, uitsluitend in de Paasvakantie, met een hengel aan de zeekant te vinden. Nogal amateuristisch, met een te kleine hengel end, alsof in weer en wind aan de waterkant staan het belangrijkst was.
Visserij
Dan vindt er een soort van doorbraak plaats. Het is juni 1972. Ik studeer economie, ik ben 22, ik loop een trap af op m’n studentenvereniging, en zie een affiche: Wie zin heeft kan een reis mee op een haringtrawler. Ik sla aan: Geweldig! dit ga ik doen. Na wat belletjes word ik in IJmuiden verwacht op de VL 115, de “Vooraan” van de Doggermaatschappij. M’n moeder zet me af, en ik ben een beetje zenuwachtig, helemaal als ik ontdek dat ik m’n tandenborstel vergeten ben. Is er nog tijd om er 1 te kopen, en waar dan? Ik word verwezen naar een shipstore, waar ze van alles voor het schip verkopen….
Dus krijg ik als antwoord ‘Mot je het schip ferruve’… Gelukkig hebben ze er wel 1, misschien wel de laatste, want ik kom er tijdens de reis achter dat mondhygiëne niet op nummer 1 staat bij de visserman. (Stuurman Leen van Duijn vertelde me later dat hij tijdens een reis een ontstoken kies had die zo’n pijn deed dat hij eenmaal weer aan wal de tandarts opdracht had gegeven alles eruit te trekken.) We gaan vissen benoorden Schotland, ik vaar mee als ‘prenter’ (passagier), maar heb een onbedwingbare drang mee te werken. Ik probeer het ruige ritme te volgen (om de 4 uur halen, 24/7) en leer vis te strippen en haring te kaken. Raak onder de indruk van de soms collosale kabeljauwen, koolvissen en vooral zeewolven die we uit het water toveren. Naast de bakken haring natuurlijk. Ik ben in m’n element, kan het goed vinden met de bemanning, die me natuurlijk de maat neemt. Leen vraagt me of ik het komkommermesje even wil halen bij de schipper, die me doorverwijst naar de kok, die me doorverwijst naar de… En of ik weet wat “onder de mand uit zingen” is? Nou, jij gaat in een mand zitten en dan komen wij, de hele bemanning, er om heen staan liederen zingen. Ik ruik verschrikkelijke lont, maar besluit niet kinderachtig te doen, en ga in een mand met 2 hengsels zitten. Er gaat een mand overheen, waarbij de hengsels met een touwtje worden vastgebonden. Dan begint het zingen, jawel, ze houden hun woord. Maar terwijl ze zingen pakt 1 van hen de dekspuit (doorsnede 10cm) en begint het ijskoude Noordzeewater over die manden te spuiten. Waar ik dus met geen mogelijkheid uit kan. Eindelijk gaan de touwtjes er af, ik ben totaal doorweekt, en ijskoud. Enigszins verweest sta ik op waarna iemand van achter me een pak bloem over me leegschut. Dikke pret dus, dat onder de mand uitzingen.
Als we 10 dagen later terug stomen zijn we onze kleren niet uit geweest. Een beetje tot m’n verbazing zie ik de mannen 1 voor 1 een douche nemen. Waarom doen ze dat niet thuis, zoals ik? Totaal hepperdepeppie, maar dus nogal vervuild duik ik thuis het bad in, en tot m’n genoegen komen er enkele grote haringschubben bovendrijven.
Visserij: de fascinatie
Door deze reis is m’n fascinatie voor de visserij ontstaan. Op de 1 of andere wijze vind ik het een knetter stoer beroep, die visserij. Het is fysiek, het is zwaar, het is oer, en het is op het randje met de elementen. Je moet sterk zijn en kunnen afzien, en niet bang zijn, het is niks voor kleine jongens. Hoe dan ook, ik voel me er enorm toe aangetrokken, voel een drang me er mee te vereenzelvigen.
Ik wil nog een keer, en mag terugkomen, doe dat een paar weken later. We gaan West van Schotland tussen de Hebriden en St Kilda vissen. Ik vind het opnieuw geweldig, blijk het vol te kunnen houden en blijk bestand tegen windkracht 7, zonder zeeziek te worden dus. Ik raak ook geïnteresseerd in vangmethoden. Wij vissen ‘pelagisch’, het net zweeft door het water, maar er zijn ook nog tal van andere methoden, waarmee je andere soorten vis vangt. Die wil ik ook ervaren. Dus als ik in augustus in Marseille ben klets ik me aan boord van sardine vissers, en ga een nacht mee op de sardien.
In 1982 ga ik mee met een tongvisser vanaf Ile d’Oleron. In 1992 ben ik op Vlieland en mag ik mee op garnalenkotter HA11 van Harm Visser, vissen op het wad. Daar beleef ik hoogtijdagen: Ik ben dekknecht, kook de garnalen, peuter alles wat niet garnaal is er tussen uit en stop ze in zakken van 20kg. Geweldig!! Tot 2000 maak ik elk jaar wel 1 of 2 reisjes. In 1994 ga ik met een trawler mee “de Noord in”, kabeljauw vissen. En in 1995 met de kotter GO 22, een echte boomkorvisser. Op dat schip zak ik door het ijs: We komen in windkracht 9 terecht en ik lig 2 dagen volstrekt voor pampus zeeziek te zijn in m’n kooi. Ik zal nooit de ijselijke diepte vergeten toen ik over de reling keek terwijl we op de top van een golf lagen… Brrr… Ik merk ook dat m’n krachten aan het afnemen zijn, die slopende werktijden houd ik niet meer vol….
M’n leven neemt een wending richting Frankrijk. Als ik in 2009 weer terug ben reis ik naar Hastings om daar een (dag)reisje te maken met een duurzame visser, op een werkelijk piepklein bootje. Dat is ook de tijd dat ik bevangen raak van het idee van een eigen boot. In 2017 maak ik nog een reis met een pulsvisser. Die visserij, waarbij met behulp van stroomstootjes platvis wordt gevangen staat dan midden in de (politieke) belangstelling. En daarmee is een einde gekomen aan mijn (professionele) visserij geschiedenis.
Een eigen boot!
Januari 2009 kom ik terug uit Frankrijk, en leef ik een tijdje weer een normaal leven, met een baan enzo. Ik heb geen eigen huis meer, en zo ontstaat de droom om een eigen boot te hebben. Zeewaardig, om te gaan vissen op het ruime sop. En wel in Frankrijk. Ik start een zoektocht op internet en spot de 12 meter lange boot die het wel eens zou kunnen wezen. Op naar Arcachon om de droom te toetsen op z’n werkelijkheidswaarde. Allereerst een bezoek aan de haven. Dat leert me dat de ligplaats voor mijn boot me 6600 euro per jaar gaat kosten. Dat komt omdat Arcachon de enige haven is waar je ook met laag water kunt binnenlopen. Oeps…. Op naar het schip zelf, dat op het droge ligt. Ik klim aan boord, en raak bevangen door de grootte, en alle apparatuur. Is dit wel iets voor mij? Ben ik wel geschikt als schipper?..? Dan ga ik naar m’n hotel dat aan de baai van Arcachon ligt. Die hele baai ligt bij eb bezaaid met drooggevallen bootjes met buitenboordmotor, allemaal veel hanteerbaarder. De havenmeester gebeld hoe het zit met vergunning voor een ligplaats. “Il y a une liste d’attente de 36 ans” zegt die me. Ik kan m’n oren niet geloven dus vraag ik of ie het nog een keer wil zeggen: 36 ans, 36 jaar wachten! Einde van een droom dus. Die gaat helemaal aan scherven als ik een booteigenaar spreek. Die dacht dat het wachten maar 32 jaar duurde, en maakte me duidelijk dat een vergunning pas het begin is. Je moet ook een winterstalling vinden, en 2 maanden geleden waren er 10 buitenboord motoren gestolen. Dat soort dingen.. Toch maar niet, een eigen boot.
Vissen 2: Bordvissen vanaf het strand Bordvissen in beeld
M’n 2e visreis met de VL 115 is een warm weerzien met de bemanning. Tot m’n verbazing hebben ze een cadeau voor me, en wel een complete set (net plus bord) om te gaan garnalen vangen, te gaan bordvissen dus. (* zie bijgaand filmpje) Hij bestaat dus echt, die methode van vissen met een net, waarbij je bij wijze van spreken met je zondagse pak aan langs de kant van het water kunt lopen, en het net toch 20 meter uit de kant door het water snijdt. Ik ben verrukt en ontroerd. M’n beginners perikelen kan ik me niet meer herinneren, wel dat ik er sindsdien vol van ben. Daar is dus m’n passie begonnen. Zodra het eind maart is open ik het ’Garnalen Board’: de sites Windfinder, Weeronline en Webcam Zandvoort. Vanaf dat moment volg ik het weer, en met name de wind, op nauwe voet, om geen mogelijkheid tot vissen onbenut te laten. Ik ben voornamelijk afhankelijk van de golfhoogte, dus het is die wind die bepaalt: Oostenwind is het fijnst (geen golven), bij wind uit het Westen is windkracht 4/5 de max. (Bij Noorden wind hoef je niet naar het strand, de vis is er dan ook niet) Ruwweg tot eind mei vang ik garnaal, dan verschijnt ook de tong onder de kust en ga ik dus tongvissen, tot september/oktober wanneer ook de garnaal weer acte de presence geeft.
Fascinatie 2
Dat bordvissen is natuurlijk heel wat anders dan het vissen op een schip. Toch zijn er ook veel overeenkomsten. Het is vaak zwaar werk, doordat dat bord voor flink wat weerstand zorgt, helemaal tegen de stroom in. Het is ook de omgang met de elementen, en met je poten in het zand. En het is natuurlijk jagen, alhoewel de vangst (vaak weinig tot niks) m’n humeur totaal niet beïnvloeden kan. Allemaal dingen waar ik van opbloei, en zen van word, en een euforisch geluksgevoel kan ervaren, als alles op z’n plaats valt.
